Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Frans en Mien Wijnakker trokken zich met name het lot van Joodse kinderen aan. Mensen die Achterhuis aan de Maas hebben gelezen zeggen iedere keer weer: het is ongelooflijk wat zij hebben gepresteerd. Ondanks de ernst van het onderwerp is het lezen van het boek gelukkig ook wel vermakelijk.
Op een gegeven moment valt het oog van Frans Wijnakker op het huis van de vroegere koster, waar pastoor Simons over ging. ‘Lange Jan’ van de ‘Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers’ doet zich voor als ‘Van Lanschot’, die van de bekende Brabantse bank, omdat hij wist met die naam bij de pastoor indruk te kunnen maken, en daarmee gedaan te krijgen wat hij wilde, namelijk het kunnen laten onderduiken daar van het Joodse echtpaar Polak.
Heel bijzonder was dat het bij Frans en Mien Wijnakker ondergedoken Joodse echtpaar Baars op 10 februari 1944 een kind kreeg. Bij de gemeente Ravenstein werd het aangegeven als een eigen kind, Ina Wijnakker. De gedachte was dat dan het kind, als er iets mis zou gaan, meer kansen op overleving had. Leuk was dat Hanneke Peerboom uit Brabantse Haren, toen zij voor het eerst de pasgeboren dochter zag, zei dat het ‘krék’ (Brabants voor: precies) Nel was, de moeder van Mien Wijnakker. Wat betreft de naam van ‘Ina’ was de gedachte wel dat één voornaam in het katholieke Brabant wel wat weinig was. Ina kreeg daarom nog wat extra voornamen en wel die van Francisca en Corrie, naar Frans Wijnakker en Cor van Dooren. Cor van Dooren was ambtenaar en een belangrijke steunpilaar voor Frans Wijnakker. Ina Wijnakker groeide voorspoedig op.
Als het spannend wordt trekt bloed naar bloed. Op een gegeven moment was er een huiszoeking. De moeder van Ina, Lien, zat in de schuilplaats. Ina lag in haar bedje in de huiskamer. Afspraak was dat Ina altijd, wat er ook zou gebeuren, in haar bedje zou blijven liggen. Zij was immers volgens de officiële papieren en ook voor de buitenwereld gewoon een Wijnakker-kind. Maar plotseling, nog voor de Duitsers binnen waren gelaten, bonsde Lien op het luikje van de schuilplaats. Vóór Frans Wijnakker iets kon doen, was zij er al uit. Lien was niet te keren. Ze pakte Ina met een ruk uit het bedje en nam haar mee de schuilplaats in. ‘Ina Wijnakker’ was haar bloedeigen kind. Wat zou er gebeurd zijn, als het kind bijvoorbeeld was gaan huilen, tijdens de huiszoeking, zeiden Frans en Mien Wijnakker later nog wel eens?
In Amsterdam moest een ‘poesje’ worden opgehaald. Het was voor Frans Wijnakker begrijpelijke ‘geheimtaal’. Aangekomen in Amsterdam op een zaterdagavond om een meisje van een jaar of drie mee te nemen, overviel Frans Wijnakker een angst, ‘ik durf het niet, ik vrees te worden gepakt met het kind’. Hij ging zonder het kind terug naar Dieden, ondanks het heftig aandringen van de moeder om het kind mee te nemen. Toen op de maandag daarop Mien Wijnakker terugging naar Amsterdam om het kind op te halen, was het kind samen met haar moeder al afgevoerd. Deze ervaring bleef veel pijn doen, een ervaring die Frans Wijnakker zonder tranen in zijn ogen niet kon vertellen.
In Achterhuis aan de Maas zijn veel toentertijd gevoerde gesprekjes uitgeschreven. Ze zijn door de auteur uit de mond van Frans Wijnakker zelf opgetekend. De in spreektaal uitgeschreven gesprekjes zorgen er voor dat de lezer de gebeurtenissen op de voet kan volgen. Van het boek verscheen in 2024 een herziene druk.
W.J.M. van Tongeren, Achterhuis aan de Maas : Frans en Mien Wijnakker, 2e herziene druk, (ASPEKT Soesterberg) 2024