Het handgeschreven bijschrift op deze titelpagina was gericht tot uitgever en drukker van dit geschiedkundig kerkelijk geschrift van deze pater Augustijn. Zij moesten dat bijschrift vermelden in de colofon van de tweede druk, omdat een nieuw Wetboek van Strafrecht was gaan gelden sedert 1887 in Nederland. Dat Wetboek gunde een bijzondere vervolgingsuitsluitingsgrond aan uitgever en drukker. Zij konden niet vervolgd worden als hun namen, adres en ondernemingsvorm precies was aangeduid in het colofon. Vóór die tijd gold het Napoleontisch Wetboek van Strafrecht, de Code Pénal, en dat beschouwde de drukker en de uitgever als noodzakelijke deelnemers aan een drukpersdelict gericht tegen de veiligheid van de staat. Aldus werd de vrijheid van meningsuiting door de drukpers aanmerkelijk beperkt. Dat was ook uitdrukkelijk de bedoeling van de minister van Justitie Fouché van Keizer Napoleon I. Hij beschouwde rooms-katholieke boeken per definitie als staatsgevaarlijk: de Keizer stond op voet van oorlog met de Paus Pius VII die hij ook gegijzeld had gehouden omdat deze kerkvorst niet akkoord was met de zalving van Napoleon als Keizer. Willem I moest evenmin iets van katholieken hebben, maar was verdraagzamer. In 1870 werd een nieuw strafwetboek gemaakt en dat voorzag in deze gevallen in de artikelen 53 en 54 in aparte vervolgingsuitsluitingsgronden in het Algemeen Deel dat de principes van de strafrechtelijke aansprakelijkheid definieerde bij deelneming. Nederland was destijds nog erg antipapistisch.